Vincent Pieterse on Sat, 18 Jun 2011 11:25:46 +0200 (CEST) |
[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]
Re: [Nettime-nl] Max Bruinsma: Ministerie van Marketing / Vernieuwend cultuurbeleid afgeschaft |
Het is deze neo-liberale retoriek die de twee Franse sociologen Boltanski en
Chiapello (B&C) omschrijven als 'the third spirit of Capitalism'. Deze
retoriek bestaat voornamelijk uit de 'buzz' woorden creativiteit, innovatie,
ondernemerschap en authenticiteit. Het is een taalgebruik die afkomstig is
van de artistieke kritiek uit de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw. Volgens
B&C is het integreren van deze kritiek in het kapitalisme de reden van een
derde en versterkte vorm van dit kapitalisme.
In mijn (bijna afgeronde) proefschrift heb ik B&C's theorie onderzocht en
beschreven voor de Nederlandse situatie. Ik beschrijf de artistieke kritiek
van de Vijftigers en Cobra, met als centrale figuren Simon Vinkenoog en
Constant. Hoewel ik mij in dit onderzoek richt op managementtaal doet de
retoriek van de politiek er net zo hard aan mee. Echter, het incorporeren
van de taal van de artistieke kritiek brengt allerlei paradoxen met zich
mee. Waar Constant en Vinkenoog hun kritiek als 'tactisch' middel gebruikten
tegen de toenmalige maatschappij, wordt de huidige retoriek gebruikt als
'strategisch' middel ten dienste van het mainstream denken. Deze paradoxen
komen met name tot uiting in de idee van 'performativity' (Lyotard).
Performativity beschrijft het mechanisme van 'minimale inspanning/maximale
opbrengst', waarbij creativiteit en innovatie slechts creatief en innovatief
'zijn' als het op korte termijn operationale (lees verkoopbare) kennis
oplevert. Voldoet kennis niet aan de regels van performativity dan is het
geen kennis, maar is het slechts onzin en nutteloos.
Het is hier waar we volgens mij nu steeds zichtbaarder mee in aanraking
komen.
Vincent Pieterse
-----Oorspronkelijk bericht-----
Van: [email protected] [mailto:[email protected]]
Namens Patrice Riemens
Verzonden: zaterdag 18 juni 2011 9:48
Aan: [email protected]
Onderwerp: [Nettime-nl] Max Bruinsma: Ministerie van Marketing / Vernieuwend
cultuurbeleid afgeschaft
Bij toeval gevonden, omdat ik op zoek was naar het vermaledijde (en nog op
te richten?) 'Fonds voor de Creatieve Industrie'. Google gaf maar een
link:
http://www.items.nl/2011/6/13/het-ministerie-van-de-markt/
Max Bruinsma
Vernieuwend cultuurbeleid afgeschaft
De regering heeft zijn voornemen om zich terug te trekken uit de kunsten
uitgevoerd. Alles wat streeft naar vernieuwing in andere zin dan als
uitkomst van een soort Idols-achtige publiekspoll, kan de steun van het Rijk
vergeten.
Zou het de Christelijke invloed op de coalitie zijn? Lucas 19: 26: "Ik zeg
u: aan wie heeft, zal gegeven worden en wie niet heeft, hem zal worden
afgenomen zelfs wat hij heeft!" Of toch de liberale afstandelijkheid?
Thorbecke: "De regering is geen oordelaar over wetenschap en kunst." Of
misschien het PVV-gevoel: linkse hobby?s moeten bij de enkels worden
afgezaagd?
De drie hierboven opgeroepen denkbeelden komen naadloos samen in de plannen
die afgelopen vrijdag door staatssecretaris Zijlstra zijn ontvouwd ? je kunt
niet zeggen dat deze regering niet doet wat hij zegt. Maar de zalvende
retoriek van de motivatie achter het beleid ("Het kabinet staat voor een
toekomstgericht cultuurbeleid. De maatregelen zijn daarom gericht op een
sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is.") is een
bombastische leugen, althans waar het 'toekomst' en 'innovatie' betreft. De
kabinetsplannen komen ontegenzeggelijk neer op een focus op het verleden en
op bekende kwaliteit. Waar in de nota erkend wordt dat "het rijk een rol
(heeft) als het gaat om het stimuleren van vernieuwing en talent," wordt
tegelijkertijd vrijwel de gehele infrastructuur die die stimulering tot nu
toe vormgaf afgeschaft: een bijna halvering van het budget van het
Mondriaanfonds (de fusie van Mondriaan Stichting en Fonds BKVB), afschaffing
van steun aan postacademiale kunstopleidingen, afschaffing van steun aan
'alle instellingen voor talent-ontwikkeling,' afschaffing van ondersteuning
van 'productiehuizen,' drastische vermindering of afschaffing van steun aan
bemiddelende instellingen zoals sectorinstituten en tijdschriften.
De zorg voor vernieuwing wordt aldus aan de markt gedelegeerd, dat wil
zeggen aan de producenten, de makers. Zij moeten zelf investeren in R&D,
maar tegelijk ook meer tijd en geld besteden aan vergroting van het
publieksbereik, educatie en sponsorwerving. Meer taken voor minder geld
betekent dat vernieuwing een nog groter bedrijfsrisico wordt dan het altijd
al was. Met de obsessieve reclame die dit kabinet maakt voor de zegeningen
van marktwerking in de kunsten, leidt de nota tot één overwegende conclusie:
cultuuruitingen die de mensen kennen en waarvoor ze willen betalen mogen
rekenen op extra ondersteuning van het Rijk. Alles wat streeft naar
vernieuwing in andere zin dan als uitkomst van een soort Idols-achtige
publiekspoll, kan de steun van het Rijk vergeten.
Voor het design lijkt er een lichtpuntje in deze afschaffing van op
vernieuwing gericht, marktcompenserend cultuurbeleid zoals we dat sinds een
halve eeuw kennen. Voor het eerst worden architectuur en vormgeving onder
één paraplu gebracht, met een eigen fonds, het Fonds voor de Creatieve
Industrie, waarbij ook de nieuwe media worden gevoegd. De aankondiging van
dat nieuwe fonds levert één van de meest ronkende passages van Zijlstra's
nota op: "Het kabinet heeft de creatieve industrie aangewezen als een van de
topgebieden die een belangrijke economische en maatschappelijke meerwaarde
voor Nederland hebben." Dat lijkt mooi, maar het valt op dat in deze zin het
woord 'cultuur' niet voorkomt. Genoemde 'topgebieden' ressorteren dan ook
onder het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, het
superministerie van de Markt, zullen we maar zeggen. Op de site van de
Rijksoverheid wordt de topsector 'Creatieve industrie' als volgt omschreven:
"De creatieve sectoren (zoals design, media en entertainment, mode, gaming
en architectuur) zorgen ervoor dat steden aantrekkelijk worden voor
toeristen, bedrijven en bewoners. Ook in het buitenland is Nederland
beroemd. Bijvoorbeeld door Dutch Design, gebouwen van architecten en
musici." Punt.
Het is een in perfecte Jip-en-Janneketaal verwoordde samenvatting van de
geest die door het nieuwe cultuurbeleid waart: cultuur is een onderafdeling
van de economie geworden, en net als elke andere bedrijvigheid gericht op
productie voor de consumentenmarkt, marktaandeel en winstmaximalisatie. Het
nieuwe fonds voor de Creatieve Industrie en het bijbehorende nieuwe
sectorinstituut, een fusie tussen NAI, Premsela en Virtueel Platform, gaan
zich dus bezig houden met 'gebouwen van architecten en musici, die
aantrekkelijk gevonden worden door toeristen, bedrijven en bewoners.' Ik
betwijfel of de zittende directies en besturen van de drie te fuseren
instituten met deze agenda kunnen leven. Zij zullen het 'Topteam' dat onder
leiding van 'Trekker' Victor van der Chijs (jurist, managing partner van
OMA, ex-ING, ex-Schiphol) namens het ministerie de creatieve industrie moet
versterken, vertellen dat design, architectuur en nieuwe media niet zozeer
behoefte hebben aan marketingassistentie, en dat het de sector economisch
inderdaad voor de wind gaat. Waar behoefte aan is, is marktonafhankelijk
onderzoek, cultuurkritische analyse, en cultureel-maatschappelijke inbedding
van design en architectuur, niet alleen in Nederland, maar globaal. Waar
behoefte aan is, is onderzoek naar what design can do voor de vraagstukken
waar de markt niet meteen een verkoopbaar antwoord op heeft. Vraagstukken
van overproductie en overconsumptie, van integratie en duurzaamheid, van
bereikbaarheid en vrije communicatie, van culturele uitwisseling en
verdieping. Als de Toppers dat bedoelen met hun ambitie om "haalbare acties
voor te stellen om de bijdrage van de creatieve industrie aan de
innovatiekracht van Nederland verder te versterken," hebben ze mijn zegen.
Maar ik ben niet de enige met twijfels. Ook vanuit de wetenschap wordt de
massieve verplaatsing van overheidsgeld voor onafhankelijk onderzoek naar de
markt met lede ogen bekeken. De anderhalf miljard die het Rijk uittrekt voor
zijn 9 Topsectoren gaan exclusief naar die takken van bedrijvigheid waarin
Nederland al een voorsprong heeft. Dat het economische succes van die
sectoren evenzeer te danken is aan een infrastructuur van wetenschappelijk
onderzoek, experimenterend design en kritische kunsten als aan zakelijk
ondernemerschap lijkt geheel vergeten. Sterker, het Rijk gaat er van uit dat
de sectorinstituten en fondsen voor wetenschappelijk onderzoek (KNAW en NWO)
zelf nog een slordige 350 miljoen richting bedrijfsgebonden onderzoek gaan
ombuigen.
Terwijl het Rijk zijn eigen infrastructuur voor onafhankelijke
wetenschappelijke en culturele research & development afbreekt, gaan er dus
enorme geldstromen naar de subsidiëring van de R&D van succesvolle
bedrijven. De 'topambities' van het ministerie van EL&I gaan intussen alleen
over marketing. Vernieuwing, inclusief culturele en wetenschappelijke, wordt
uitsluitend gezien als vergroting van marktpotentieel. Ook het Rijk streeft
naar winstmaximalisatie in strikt pecuniaire zin ? subsidies worden
toenemend gegeven op voorwaarde dat het geïnvesteerde geld terugvloeit. Dat
culturele ontwikkeling over meer gaat dan marktvergroting voor bekende
successen is vergeten. De Rijksoverheid wast zijn handen en telt zijn geld.
Op maandag 27 juni debatteert de Commissie Onderwijs, Cultuur en Media van
de Tweede Kamer over de nu gepresenteerde plannen en het advies van de Raad
voor Cultuur, dat door Zijlstra grotendeels is genegeerd. Er zal protest
klinken, er zal wat bijgesteld worden, maar het is zeer onwaarschijnlijk dat
de oppositie de gelovigen van het marktevangelie zal kunnen bekeren. Voor
Items betekent het dat we zo'n twintig procent van onze inkomsten elders
moeten vinden. Voor andere tijdschriften in de kunstensector kan het verlies
van Rijkssteun nog dramatischer uitvallen. Wij gaan dat overleven, in de
overtuiging dat er een gezonde markt is voor het product dat we al bijna
dertig jaar maken: een tijdschrift voor cultuurkritische en onafhankelijke
designjournalistiek en essayistiek.
De fondsen in cijfers (in miljoenen Euro's):
2011:
Fonds BKVB: 25,2
Mondriaan Stichting: 19,7
Stimuleringsfonds voor de Architectuur: 9,1
totaal: 54,0
2013:
Mondriaanfonds: 25,6
Fonds Creatieve Industrie: 11,4
totaal: 37,0
korting totaal: 31%
De sectorinstituten in cijfers (in miljoenen Euro's):
2011:
NAI: 6,5
Premsela: 2,9
Virtueel Platform: 0,6
totaal: 10,0
2013:
Sectorinstituut Creatieve Industrie: 7,8
korting totaal: 22%
______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld ([email protected]).
______________________________________________________ * Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet * toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een * open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek. * Meer info, archief & anderstalige edities: * http://www.nettime.org/. * Contact: Menno Grootveld ([email protected]).