Patrice Riemens on Fri, 6 Dec 2013 16:33:28 +0100 (CET)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

[Nettime-nl] Teun A. van Dijk: Sinterklaas en Zwarte Piet: Is het racisme, of is het 't niet? (1998)


Zo, Sinterklaas hebben we achter de rug, de storm is geluwd, en zo
wellicht ook de 'Zwarte Pieten discussie', die zo te zien geen centimeter
vooruit is gekomen sinds textwetenschapper Teun van Dijk onderstaande stuk
in 1998 schreef. Dan maar op herhaling ...

-------

Sinterklaas en Zwarte Piet:
Is het racisme, of is het 't niet?

Teun A. van Dijk
Universiteit van Amsterdam

(Tweede, geheel herziene versie, Juni 1998)



Racisme als taboe

Is het Nederlandse sinterklaasfeest, en vooral het sinterklaasfeest met
Zwarte Piet, racistisch?

Veel autochtone Nederlanders zullen deze vraag niet alleen ontkennend
beantwoorden, maar zich er bovendien over opwinden: Hoe kan je nu iets zo
onschuldig als een eeuwenoud kinderfeest racistisch noemen! Typisch
anti-racistische spijkers op laag water zoeken! Belachelijk!

Niets is meer verhelderend dan een analyse van de manier waarop mensen
omgaan met kritiek op hun normen en waarden, op hun zekerheden en
vanzelfsprekendheden. Het sinterklaasfeest is ons Nederlanders bijna
letterlijk met de paplepel ingegoten, en daarom --tot voor kort-- één van
de meest voor de hand liggende, en minst omstreden culturele praktijken.

In iedere cultuur brengt het bevragen en critiseren van
vanzelfsprekendheden een schok teweeg. Plotseling valt de ordening van het
gewone leven, de normering van het handelen, en de waarden voor de
beoordeling daarvan, als houvast weg. En men raakt in paniek. Het beeld
van onszelf en van onze samenleving moet worden bijgesteld, en dat levert
verwarring, woede en vooral ook verzet op.

Zo ook in Nederland, en vooral met betrekking tot iets zo gewoons en
"onschuldigs" als Sinterklaas. Kritiek hierop stelt niet alleen een
geliefde culturele praktijk aan de kaak, maar tast zelfbeeld aan van
Nederlanders als een modern, tolerant en democratisch volk --heilig
overtuigd van het eigen gelijk en de officiële norm van gelijkheid.

Racistisch zijn altijd de anderen, en racisme vindt altijd elders plaats.
Racisme is extreem-rechts, en daar horen 'wij' niet bij.

Degenen die het alledaagse racisme op straat, het werk, op kantoor, in de
krant of de politiek aan de kaak stellen zijn lastig, 'verzieken' de
sfeer, of overdrijven, en worden daarom nauwelijks serieus genomen.

De officiële politiek is een afspiegeling van de officiële moraal: We zijn
natuurlijk allemaal tegen racisme. Zo kunnen we zelfs een Europees jaar
tegen racisme hebben, en officiëel allerlei activiteiten ontplooien om de
satan van het racisme te bezweren. Maar dan denken we alweer vooral aan
extreem-rechts, aan skinheads of de Front National, en niet aan het debat
dat in de 2e kamer de volgende dag wordt gehouden over de beperking van de
"stroom" vluchtelingen, over de verdere "versobering" van hun opvang, of
over de "illegale" buitenlanders, en de vooroordelen over asielzoekers die
daar aan de orde komen. Zoals gezegd, racisme is nooit hier, bij ons, maar
altijd elders.

Kortom, zowel op straat als onder de elites is de hand in eigen boezem
steken als het over racisme taboe. Aan de andere kant is het is sinds
Bolkestein geen taboe meer om heel openlijk allerlei "waarheden" over
minderheden of vluchtelingen te berde te brengen, want dat zou de "de
discussie verhelderen". Maar waarheden over 'ons' worden minder
gewaardeerd. Die zijn echt taboe.

Wat is racisme?

De weerstand tegen kritische analyses van racisme in het algemeen, en
tegen de bezwaren met betrekking tot het Sinterklaasfeest in het
bijzonder, is niet alleen een gevolg van deze dubbelzinnige moraal of van
de twijfel over de eigen normen en waarden. Wat ook een rol speelt is dat
men vaak niet weet wat racisme nu eigenlijk precies is. Als je iemand
vraagt die ontkent dat het sinterklaasfeest racistische trekken heeft als
gevolg van de stereotype rol van Zwarte Piet, vraagt wat nu eigenlijk wél
racisme is, dan krijgt men meestal maar een vaag antwoord. Racisme wordt
dan meestal met extreem rechts geassociceerd, en niet met het alledaagse
racisme dat in verschillende verschijngsvormen overal kan plaatsvinden.

Als onderzoek één ding heeft geleerd, dan is het dat racisme net zo
alledaags is als gender en sociale ongelijkheid. Zodra mensen uit
minderheidsgroepen te maken krijgen met mensen of instellingen van de
dominante groep, kunnen zij steeds weer en overal met min of meer serieuze
vormen van problematisering, marginalisering of uitsluiting worden
geconfronteerd. Waar het dan vaak op neer komt is het volgende: in een
alledaagse situatie op het werk, op school, in een winkel, of in de tram,
wordt een norm doorbroken in de omgang met iemand uit een
minderheidsgroep. Die norm wordt in de omgang met andere (witte)
Nederlanders ook wel eens doorbroken (onbeleefdheid, onbeschoftheid,
iemand extra in de gaten houden, twijfelen aan iemands capaciteiten,
etc.), maar dat gebeurt meer op individuële basis, en niet omdat iemand
een andere kleur of cultuur heeft, en dus alleen maar als groepslid en
niet als individu wordt aangesproken.

Deze alledaagse vormen van racisme, deze discriminatoire praktijken,
worden ondersteund door de "beeldvorming" over de Anderen: misvattingen,
stereotypen, vooroordelen en ideologieën, d.w.z. de zogenaamde 'sociale
representaties' die onderdeel zijn van het cognitief systeem dat
handelingen -- en dus ook taalhandelingen, discourse, of teksten -- stuurt
en interpreteert. Met andere woorden, racisme is een ingewikkeld systeem
van sociale ongelijkheid, bestaande uit  discriminatoire sociale
praktijken enerzijds, en negatieve denkbeelden en denkvormen anderzijds,
twee nivoos van racisme die elkaar wederzijds versterken en ondersteunen.
Zo worden negatieve denkbeelden over minderheden, migranten of
vluchtelingen veelal aangeleerd door tekst, taalgebruik en communicatie,
dit wil zeggen door bepaalde sociale praktijken.

Hierbij moet worden benadrukt dat vooroordelen en discriminatie niet
altijd bewust zijn. Het gaat dan ook niet zozeer om wat (witte) mensen in
zulke situatie nu al dan niet bedoelen of met opzet doen, maar wat de
gevolgen zijn van de "ongelijke behandeling" -- namelijk de facto
achterstelling, ongelijkheid, problematisering, marginalisering en
uitsluiting, en andere vormen van sociale ongelijkheid. Migranten,
minderheden, vluchtelingen en in het algemeen mensen met een 'andere'
kleur of cultuur hebben zo niet alleen bijna dagelijks te maken met al dan
niet grove vormen van sociale en geestelijke 'mis-handeling'. Bijna nog
erger is dat zij ook structureel steeds in een ondergeschikte positie
worden gehouden, bijvoorbeeld omdat zij het land niet in mogen, geen of
alleen slechts banen of huizen krijgen, minder snel promotie krijgen, en
op allerlei andere vormen worden benadeeld.

Het heeft bij deze analyse nauwelijks zin een scherp onderscheid te maken
tussen racisten en niet-racisten. Liever spreken we van alledaagse
handelingen die al dan niet bijdragen aan de ethnische of 'raciale'
ongelijkheid, dit wil zeggen van vormen van ongelijk handelen, denken en
spreken. Hierbij kunnen allerlei mensen betrokken zijn, ook al zal men die
verder niet persoonlijk als 'racisten' willen bestempelen. Het omgekeerde
is overigens ook waar: Mensen kunnen in woord en daad zich ook tegen
ongelijke behandeling van de Anderen verzetten, expliciet niet toegeven
aan vooroordelen en anderen daarop aanspreken, grotere diversiteit overal
in de samenleving bepleiten, en aldus een bijdrage leveren aan de
bestrijding van het systeem van racisme.

Zo kunnen bijna alle vormen van interactie met de Anderen, ook de meest
triviale, in principe discriminerend (of dissident) zijn, en indirect een
bijdrage leveren aan het vergroten (of het verkleinen) van de sociale
ongelijkheid. Dit geldt ook voor taalgebruik en teksten, zoals politieke
toespraken, debatten in het parlement, nieuwsberichten, reclame,
schoolboeken, wetenschappelijke studies, romans, films, TV-programma's en
natuurlijk alledaagse gesprekken.

En het geldt ook voor culturele gebeurtenissen zoals Sinterklaas.

De verdediging van het Sinterklaasfeest

We hoeven geen uitgebreide analyse te maken om te zien waarom het
Sinterklaasfeest in deze zin ook racistische trekken heeft. We zijn 
vertrouwd met de rol van Zwarte Piet, en de historische achtergrond ervan
-- namelijk als 'knecht' (oftewel slaaf) van de bischop. De folklore zoals
die vooral in vertellingen en sinterklaas-versjes tot uiting komt beeldt
Piet enerzijds als komiek uit, en anderzijds als schrikaanjagend. Piet
amuseert en straft stoute kinderen met zijn roede (de psycho-analytische
interpretaties hiervan laten we buiten beschouwing). In samenwerking met
de ouders fungeert Piet echter eerder als boeman dan als potsenmaker.
Vanaf heel jong wordt zo de tere kinderziel (in meer technisch jargon: de
sociale representaties) beïnvloed door teksten, gesprekken, beelden en
handelingen die zwarte mensen (met name zwarte mannen) associëren met
dreiging en geweld. Veel onderzoek laat zien dat dit nog steeds in andere
vormen van openbaar discourse het geval is, zoals in het nieuws, fictie en
films.

Het Sinterklaasfeest is aldus een ritueel waarin de meester-slaaf
verhouding, en de hierarchische relatie tussen wit en zwart, als
vanzelfsprekend en onproblematisch tot uiting komt.

Dit is een bekende analyse, en die stemt overeen met de gebruikelijke
kritiek op racistische rolverdelingen in literatuur en cultuur. En die
analyse kan nog worden uitgebreid door een bestudering van de
sinterklaasliedjes, de kleren, gedragingen of het uiterlijk van Piet, en
andere semiotische aspecten van het ritueel.

Maar zoals gezegd is het ook interessant om de verdedigings- en
ontkenningsstrategieën te analyseren, want die zeggen meer over de
autochtone Nederlanders van nu, en ook zij omgaan met Anderen in een
multiculturele samenleving.

Voor een deel van die verklaringen hebben we boven al een algemeen kader
geschetst. Racisme en sinterklaas zijn ons beide met de paplepel
ingegoten. We weten niet beter, en we zijn ons dan ook van geen kwaad
bewust. De onschuld van het kind wordt zo geprojecteerd op de
onschuldigheid van het kinderfeest bij uitstek. Sinds we klein zijn
identificeren we ons met dat feest als deel van onze cultuur. Een
aantijging tegen dat feest is dus een aanklacht tegen onze cultuur, en
daarmee tegen onszelf als wij ons daarmee vereenzelvigen.

Maar dat levert een flink dilemma op, want dat Piet als knecht wordt
voorgesteld en alle stereotypen van de zwarte ondergeschikte bezit, kan
moeilijk worden ontkend. Dus zijn er allerlei strategieën nodig om de
tegenspraak tussen ons positief zelfbeeld en de mogelijk racistische
voorstellingen in onze cultuur ongedaan te maken. De meest voor de hand
liggende, en ook in de psycho-analyse bekende strategie is de ontkenning:
Er is geen sprake van dat Sinterklaas een racistisch feest is.

Een andere tegenwerping is dat het hier gaat om een eeuwenoud feest, met
voorstellingen die nu niet meer serieus moeten worden genomen. We weten nu
immers wel beter. Dit is het bekende historische argument, zoals ook in de
V.S., conservatieven volhouden dat racisme "a thing of the past is" -- en
dus Afrikaans-Amerikanen niet zo moeten zeuren. Een variant op deze
argumentatie is dat sinterklaas met Zwarte Piet nu eenmaal traditie is, en
dat men niet aan zulke oude tradities moet tornen.

De derde taktiek wordt gezocht in het fictionele van de sinterklaas-mythe.
Sinterklaas en Zwarte Piet bestaan immers niet! Ze zijn maar
fantasie-figuren, en men moet deze vooral niet al te sérieux nemen,
evenmin als Jan Klaassen en Katrijn, en andere figuren uit de nationale
kinder-cultuur. Overigens wordt deze opvatting zelfs gedeeld door een
organisatie als het Landelijk Bureau ter Bestrijding van
Rassendiscriminatie (LBR) --eerder Landelijk Bureau Racismebestrijding
geheten-- dat zich kennelijk niet wil vereenzelvigen met de mensen die
Sinterklaas racistisch vinden. In een brief van 2 december 1996 aan de
Actiegroep "Zwarte piet is zwart verdriet" schrijft het LBR dan ook:

Het Sint-Nicolaasfeest is een Nederlandse culturele uiting die wij niet in
verband brengen met racisme. Fenomenen als "sinterklaas" en "zwarte piet"
zijn fantasie-figuren, die dienen te worden begrepen binnen de context van
de traditie van het Sinterklaasfeest. Een feest dat inmiddels ook door
vrij veel allochtonen wordt gevierd. Wij zien dan ook geen aanleiding om
actie te ondernemen tegen de viering van het Sint-Nicolaasfeest in zijn
huidige vorm.

Een andere strategie richt zich niet zozeer op de inhoud van de bezwaren,
maar eerder op de manier waarop ze worden geuit: Men moet niet zo
overdrijven! Dit argument past bij het gebruikelijke stereotype dat
minderheden, zoals dat in de V.S. heet, een 'chip on their shoulder'
hebben -- overgevoelig zijn.

Direct hiermee in verband staat de bagatelliserings-strategie. OK, Zwarte
Piet wordt erg stereotiep voorgesteld, maar om dat nu racisme te noemen,
is dat niet juist een overdrijving die het "echte" racisme over het hoofd
ziet? Zoals gezegd, wordt in dat geval met 'echt' racisme het gewelddadige
of extreem-rechtse racisme bedoeld.

En tenslotte, zoals we hebben gezien, vinden we de bekende
omkerings-taktiek: Niet wij zijn racistisch of intolerant, maar degenen
die ons beschuldigen! Met hun "politiek correcte" kritiek op Sinterklaas
wordt onze cultuur, ons kinderfeest gecensureerd door een soort
gewetens-inquisitie. Dus, wij zijn goed en onschuldig, en zij zijn de
onderdrukkers van onze mening en cultuur.

Kortom, deze en andere strategieën laten niet alleen zien wat men zoal van
Sinterklaas of Zwarte Piet vindt, hoe men zich vereenzelvigt met de
cultuur, en hoe men de kwalijke kanten van de racistische en coloniale
geschiedenis tracht te ontkennen, af te zwakken, historisch weg probeert
te verklaren of te bagatelliseren.

Ze laten ook zien hoe veel autochtone Nederlanders van nu nog steeds een
probleem met racisme hebben -- een probleem dat zij niet onder ogen willen
zien. Zeker, Sinterklaas vormt niet de kern van het huidige racisme in
Nederland. Het is nauwelijks meer dan een prominent symbool, ook al is het
schadelijk voor de vorming van kinderen in een multiculturele samenleving,
waarin de witte kinderen de ene dag angst voor Piet moeten hebben, en de
volgende dag op school vertrouwen moeten hebben in een zwarte
schoolmeester of waarin zwarte kinderen worden geconfronteerd met een
kwalijke of belachelijke imitatie van henzelf.

Natuurlijk is racisme in de politiek, de media, de wetenschap en het
bedrijfsleven vele malen schadelijker voor de gemeenschappen van
minderheden en voor de samenleving in het algemeen. Maar zoals we hebben
gezien is het fundamentele probleem dat ook in die meer serieuze
sociaal-economische gebieden veelal onschuldige alledaagse praktijken een
manifestatie zijn van onderliggende opvattingen en ideologieën waarin de
anderen worden voorgesteld als inferieur.

Sinterklaas is schijnbaar even onschuldig als die andere onschuldige
praktijken, maar de symboliek ervan laat duidelijk zien wat het
historische en culturele substraat is van het alledaagse racisme van
vandaag aan de dag. De ontkenning van het racisme van het
Sinterklaas-feest, is daarom een ontkenning van het racisme in de huidige
Hollandse samenleving.

De gedachte hierbij is dat zij die dit feest in diskrediet willen brengen
en het plezier van onschuldige kinderen willen bederven, in feite ons en
onze cultuur in diskrediet brengen, en met hun politiek-correcte kritiek
slechts bijdragen aan etnische verdeeldheid en conflict. Zij bederven het
feest. Zij vereenzelvigen zich niet met onze cultuur, en horen er dus niet
bij. Er is dus maar één oplossing voor hen: Belachelijk maken,
marginaliseren, en uitsluiten.

Het debat over Sinterklaas, en zeker over racisme in het algemeen, mag dus
niet worden gevoerd. Zodra het R-woord valt, zwijgt men, kijkt
ongemakkelijk de andere kant op, of men wordt woedend en beschuldigt de
critici van stemmingmakerij, het bederven van de goede verstandhoudingen,
en van het doodslaan van ieder debat over minderheden, vluchtelingen of
immigratie. Zo kunnen we niet praten, en dus wordt er gezwegen.

Zoals Sinterklaas een mythe is, wordt ook de ontkenning van het racisme
van het Sinterklaas-feest deel van de Nederlandse mythe van de tolerantie,
en aldus een symbool voor de ontkenning van het racisme in het algemeen in
de Nederlandse samenleving.

Geen wonder dat steeds meer critici niets van de Zwarte Piet figuur moeten
hebben. Dat is niet alleen omdat kinderen door andere kinderen als
'boeman' kunnen worden gezien, maar eerder omdat zij weten van de
dagelijkse ervaringen met racisme dat alle vormen van racisme altijd
worden ontkend, gebagatelliseerd of verdrongen.

En zoals Sinterklaas het symbool wordt van wat veel autochtone
Nederlanders zien als hun onschuldige jeugd, zo ook zien kritische mensen
in Nederland dit Sinterklaasfeest inderdaad als het symbool van een
samenleving die onder het mom van een kinderfeest de kleinen van jongs af
aan leert dat de baas wit is, en de knecht zwart.

Ingezonden brieven

Zoals gezegd komen zowel het alledaags racisme als de legitimering van het
Sinterklaasfeest in allerlei vormen van tekst, taalgebruik en communicatie
naar voren, zowel onder de elites als onder 'gewone' mensen. Om wat nader
zicht te krijgen op de veelgebruikte strategieën bij het verdedigen of
legitimeren van het Sinterklaasfeest, hebben we een aantal ingezonden
brieven hierover eens wat nader bekeken.

Zo schrijft de Voorzitter van de Ondernemingsvereniging De Amsterdamse
Poort in november 1997 in De Nieuwe Bijlmer dat de door hen georganiseerde
intocht van Sinterklaas met "bonte pieten" --in plaats van met zwarte
pieten-- op groot verzet van het publiek is gestuit:

Wij zijn door vele bezoekers aangesproken dat wij door het laten wegvallen
van zwarte pieten de traditie geweld hadden aangedaan. 'Dit is geen echte
Sinterklaasintocht' mochten wij in soortgelijke bewoordingen herhaaldelijk
horen. En ook heftiger reacties waren er bij. Wij zijn er van geschrokken.
(...)
De Amsterdamse Poort zal de rest van het actieprogramma in Sinterklaastijd
doorvoeren op de traditionele manier. Dus met zwarte pieten. Zwarte pieten
die niets met discriminatie van onze zwarte medemens hebben te maken.
Zwarte pieten die een oude traditie vertegenwoordigen en die in deze vorm
weliswaar een karikatuur zijn van de Moor, maar dan wek een karikatuur
binnen een vrolijk kinderfeest. En binnen een traditie, waar -zo hebben
wij Zaterdag goed gehoord - niemand van af wil.

Deze passage uit een ingezonden brief is kenmerkend voor een aantal
strategieën die we hierboven al zijn tegengekomen. Terwijl er in eerste
instantie welwillend was ingegaan door de vereniging op een verzoek van
het Actie Comité Zwarte Piet is Zwart Verdriet", en men bonte in plaats
van zwarte pieten had mee laten lopen in de optocht, krabbelt de
voorzitter nu terug. Ongetwijfeld spelen hier ook financiëel-economische
factoren een rol (being politically correct is bad for business..), maar
het interessante is zijn argumentatie en legitimatie voor veranderen van
de beslissing van de vereniging.

In de eerste plaats vinden we de bekende directe ontkenning: zwarte pieten
hebben niets met discriminatie te maken. In de tweede plaats wordt gewezen
op de traditie van het feest. Binnen deze conservatieve opvatting zijn
tradities dus niet onderhevig aan verandering. Ten derde gaat het hier om
een "vrolijk kinderfeest", hetgeen impliceert dat de figuur van Zwarte
Piet wel onschuldig moet zijn --immers kinderen zijn niet racistisch. We
vinden in die argumentatie ook een zogenaamde disclaimer, namelijk een
schijn-concessie: Natuurlijk is zwarte Piet een karikatuur van de Moor,
maar... Let overigens ook op de 'alternatieve' stereotiepe aanduiding van
"de zwarte medemens".

Tenslotte zien we in deze passage de machtige rol van de consensus voor de
stem van de (niet bepaald zwijgende) meerderheid naar voren komen:
"niemand" wil van dit kinderfeest af, en men wordt geconfronteerd met
"uiterst negatieve reacties" van "vele bezoekers". Dit suggereert dat
vooroordelen, beeldvorming en hoe men daarna handelt of spreekt, niet
zozeer een individuële zaak is maar een sociale -- ook al zijn sommigen
bereid racistische tradities creatief te veranderen, het is de pressie en
de gelijkschakeling door de groep die individuën of zelfs organisaties
ertoe doet besluiten zich weer in het gareel te voegen. Omdat sinterklaas
een sociaal-cultureel en traditioneel ritueel is, wordt het ook door het
collectief tegen verandering beschermd. Uit door het Algemeen Dagblad (5
december 1996) gepubliceerde resultaten van een enquête blijkt dat "bijna
niemand (2 procent) vindt dat de figuur van Zwarte Piet discriminerend is
voor kleurlingen [sic!]".

Wat vinden andere briefschrijvers van de inmiddels regelmatige protesten
tegen het Sinterklaasfeest? Laten we eens een lijstje met
standaard-argumenten ('topoi') maken en dat vervolgens nader bekijken (zie
Bijlage voor de voorbeelden; nummers tussen haakjes verwijzen naar de
nummer in die Bijlage).

Bijna alle briefschrijvers ergeren zich aan degenen die het
sinterklaasfeest willen afschaffen of van aard willen veranderen. Sommigen
(23, 24) hebben begrip voor de gevoelens van minderheden en bepleiten
aanpassing. Slechts één briefschrijver (37) steunt de kritiek op
sinterklaas en verklaart de felheid van de reacties daarop in termen van
het Nederlands onbehagen over de mondigheid van "allochtonen".

In het algemeen zijn de brieven niet erg gedetailleerd of analytisch in
hun argumentatie. Common sense overheerst. Het grootste deel van de
argumenten stelt het topos van het onschuldige kind centraal, en beweert
dat zowel witte als zwarte kinderen sinterklaas leuk vinden, zonder
daarbij discriminerend aan 'echte' zwarte mensen denken.

De dominante strategie is de ontkenning. De eenvoudigste daarvan is de
simpele ontkenning zonder veel verdere argumenten (zie voorbeelden 14-16):
Sinterklaas heeft niets met discriminatie te maken. Een meer sophisticated
vorm hiervan is vaak historisch: 'Zwarte Piet wás helemaal geen slaaf,
maar...' en dan volgen allerlei (pseudo-)historische verklaringen waaruit
blijkt dat Piet niet met negatieve ideeën werd geassocieerd.

Een andere vorm van afwijzing van de kritiek is deze op allerlei manieren
belachelijk te maken, bijvoorbeeld door het verzinnen van andere 'politiek
correcte' kritiek (Sint is een man, en geen vrouw, katholiek en niet
protestant), of absurde vergelijkingen te maken.

Verder wordt er aangevoerd dat de critici erg overdrijven, geen spijkers
op laag water moeten zoeken, en niet overal racisme moeten zien. Kritiek
op Piet komt van 'zeurpieten'.

En tenslotte wordt natuurlijk benadrukt dat het hier om een rijke, oude
traditie gaat, die we --net als vergelijkbare tradities in andere
culturen-- moeten handhave, desnoods enigszins aangepast, zoals in feite
al gebeurt.

Zoals we zien, common sense overheerst: Stel je niet zo aan; bijna
iedereen, en vooral de kinderen, vinden het leuk; er is geen sprake van
discriminatie maar van een oude culturele traditie. Op de vele argumenten
in de kritiek op Sinterklaas, zoals de negatieve beeldvorming over zwarte
mensen, wordt nauwelijks ingegaan. De (meestal witte) briefschrijvers
lijken zich niet te kunnen verplaatsen in de gevoelens van degenen die
moeite hebben met de figuur van Zwarte Piet. Wél zijn zij op de hoogte wat
de belangrijkste kritiekpunten, vooral wat betreft de onderdanige, slaafse
rol van Zwarte Piet. Men is zich bewust in een multiculturele samenleving
te leven, maar eist aanpassing van de Anderen aan de dominante cultuur en
de traditie. Critici worden gemarginaliseerd als zeurpieten. De
briefschrijvers voelen zich verzekerd van de macht van de consensus.

Ideologie en zelfbeeld

Laten we tenslotte nog eens wat dieper ingaan op de ideologische
mechanismen die een rol spelen in de reacties op de kritiek op het
Sinterklaasfeest.

Enerzijds constateren we woede en irritatie naar aanleiding van de
kritiek, anderzijds maakt men die belachelijk vanuit de zekerheid te
spreken namens (bijna) allen en vanuit het standpunt van de dominante
groep en cultuur. In beide gevallen wordt de kritiek afgewezen, en met
name de belangrijkste implicatie daarvan ontkend: Wij discrimineren niet,
en zijn géén racisten.

Er zijn weinig vormen van beschuldiging die zo consistent en heftig worden
ontkend als de beschuldiging van racisme. Vooral ook in Nederland zijn
daarom wetenschappelijke studies die racisme op grond van cijfers en
analyses aantonen ongemeen fel aangevallen, of juist geheel doodgezwegen.
Zoals gezegd: Het debat over het Nederlands racisme mocht niet
plaatsvinden.

Eén van de voor de hand liggende verklaringen van deze felle afwijzing en
marginalisering van de 'anti-racisme' kritiek kan men zoeken in de
bedreiging van 'ons' zelfbeeld. Maar het gaat hierbij om een heel
specifieke vorm van bedreiging. Sommige vormen van kritiek op het
zelfbeeld worden zonder veel omhaal als zelf-kritiek geaccepteerd,
bijvoorbeeld die van het beeld van de Nederlander die alles beter weet,
die zich beter waant dan anderen, en met opgeheven vingertje anderen
beleert, dit wil zeggen, de zelf-kritiek van de Nederlander als dominee.
Of liever, men gebruikt deze kritiek om andere Nederlanders de kritiseren.
Ook zijn Nederlanders bereid zich als overdreven nuchter te zien, ook al
wordt dit vaak ook als een deugd gezien. Lompheid en zuinigheid zijn ook
trekken waarvan men bereid is ze tot op zekere hoogte als kritiek te
aanvaarden.

Het gaat hierbij steeds om kritiek op persoonlijke karaktertrekken, en
niet om een kritiek op de samenleving als geheel, niet om een bedreiging
van het positieve sociale zelfbeeld van 'ons' als groep. En juist dat
sociale zelfbeeld wordt door de racisme-kritiek bedreigd, namelijk van
Nederland als tolerante, moderne, democratische samenleving, waar iedereen
gelijk is of tenminste gelijke kansen heeft. Dit is de dominante,
collectieve mythe, die ook in vele vormen van elite-discourse tot op heden
opgang maakt. Politieke debatten over immigratie, of discussies in de
krant, nemen dit positieve sociale zelfbeeld van de Nederlandse
samenleving als vanzelfsprekend als voorondestelling aan.

De racisme-kritiek stelt deze ideologische basis-veronderstelling
fundamenteel ter discussie, en daarmee de grondslag van het wezenlijke
collectieve zelfbeeld der Nederlanders. Immers, ook voor de alledaagse
definitie van racisme, wordt hier geïmpliceerd dat 'wij' helemaal niet zo
tolerant en democratisch zijn, en dat er van het gelijkheids-ideaal in de
praktijk niet altijd veel terecht komt.

En erger nog, ook al zullen we alles doen om het te ontkennen of de ogen
ervoor te sluiten, het gaat bij de racisme-kritiek niet zomaar om een
losse bewering, een bewering die men gemakkelijk als belachelijk kan
afdoen. Integendeel, er wordt ons een spiegel voorgehouden, waarin we ons
tegen wil en dank herkennen.

We kunnen nauwelijks ontkennen dat er heel veel Nederlanders zijn die
niets van 'buitenlanders' moeten hebben, en wie weet niet dat meer dan
twee derden van 'onze' landgenoten liever geen vluchtelingen meer wil
opnemen, en dat de grote meerderheid tegen verdere immigratie is. En men
hoeft nauwelijks ingewijde zijn om te weten dat de hogere werkloosheid
onder minderheden niet alleen verklaard kan worden door hun lagere
opleiding of gebrekkige kennis van de Nederlandse taal, maar vooral ook
een gevolg is van al dan niet subtiele discriminatie.

En omdat we dat eigenlijk allemaal best weten --ook al komen de details
van het alledaagse racisme zelden in de krant (en dat is zelf al een vorm
van alledaags racisme bij de media -- is de racisme-kritiek kennelijk niet
geheel ontbloot van juistheid. En we proberen deze erkenning van de
kritiek vervolgens te temperen door de gebruikelijke eufemismen: het gaat
hier om "ressentiment", "onlustgevoelen", of "vooroordelen". Maar het mag
vooral géén racisme heten. Want zoals gezegd, racisme wordt geassocieerd
met extreem-rechts, en dus met de aantasting van de grondwaarden van de
democratische rechtsstaat, met het aan de laars lappen van artikel 1 van
de Grondwet.

Met andere woorden, de racisme-kritiek treft ons in wat wij zien als onze
'grondwaarden', als de waarden die de Nederlandse samenleving als groep
denkt na te streven. De waarden die niet alleen in de Grondwet, maar in
alle officiële stukken als uitgangspunt en als doel worden gesteld.
Daartegenover stelt de racisme-kritiek dat het zelfbeeld niet op feiten
berust, maar niets meer is dan een ideologie.

Sociale identiteit, zelfbeeld en ideologie zijn begrippen die nauw met
elkaar zijn verbonden. In alle gevallen gaat het hier om de collectieve,
gedeelde voorstellingen van onszelf als groep, om mentale representaties
van wie wij zijn, wat wij nastreven, wat onze waarden zijn, hoe wij ons
tot andere groepen verhouden, en wat onze fundamentele belangen zijn. Onze
houdingen, opinies, interpretaties van de social werkelijkheid, en dus ook
onze sociale praktijken berusten op dit (positieve) ideologische
zelfbeeld, op de fundamenten van onze identiteit als Nederlanders. Kritiek
op die fundamenten is dus niet zomaar een kritiek, maar tast onze
collectieve eigenwaarde aan, en alles wat daarop berust.

Het is dus niet verbazingwekkend dat de reactie op de racisme-kritiek in
alle opzichten hevig is. Als we deze kritiek zouden accepteren dan hebben
we moreel geen been meer om op te staan. Het resultaat is dan ook een vorm
van paniek. En omdat het om fundamentele, sociale kritiek op de groep als
geheel gaat, en niet om een gewone kritiek op wat onhebbelijkheden van
personen, zijn ook de paniek en de afwijzing van de racisme-kritiek
collectief, en daarmee een bestendiging van het racisme --als sociaal
systeem-- zelf.

Het gaat hierbij niet alleen om irritaties of boosheid, zoals bij de
reacties op de kritiek van het Sinterklaasfeest, maar om structurele
marginalisering en problematisering van degenen die zich met hun
fundamentele racisme-kritiek buiten de groep hebben geplaatst. Vandaar dat
er geen anti-racisme beleid is, racisme-onderzoek nauwelijks wordt
gefinancierd, en we over alledaags racisme zo weinig in de krant lezen. Zo
wordt "anti-racisme" veelal nog erger gevonden dan racisme -- want hier
gaat het om beschuldiging door Anderen (buitenlanders, etc.) van Ons als
volk, als groep, of om een nog kwalijker vorm van nestbevuiling, om gebrek
aan groeps-solidariteit, om verraad.

Veranderingsstrategieën

Dit verklaart ook waarom in Nederland, waar het democratische, tolerante
zelfbeeld heel sterk is ontwikkeld, "anti-racisme" veelal een averechts
effect heeft, zoals ook blijkt uit de felle reacties op de kritiek op het
Sinterklaasfeest. En dezelfde conclusie ligt ten grondslag aan een nieuwe
oriëntatie in de veranderingsstrategieën gericht tegen racisme. In plaats
van de Nederlanders fundamenteel in hun democratische waarden aan te
vallen door hen van racisme te beschuldigen, is het veelal effectiever
juist deze waarden in hun toepassing te stimuleren, of hen nieuwe,
alternatieve, en niet-bedreigende waarden voor te houden. Zo krijgt het
bekende gelijkheids-ideaal van de democratische samenleving gezelschap van
de positieve waarde van de diversiteit als principe van de multiculturele
samenleving.

In plaats van de mentale en tekstuele polarisering tussen Wij en Zij,
tussen Nederlanders and Buitenlanders, tussen Wit en Zwart, wordt de
verscheidenheid als positief doel in alle domeinen van de samenleving
nagestreefd. Bovendien is deze diversiteit niet beperkt tot kleur of
cultuur, maar ook van toepassing op gender, klasse, en andere
groepskenmerken. Bedrijven laten zien dat een divers personeels-bestand
'good for business' kan zijn, omdat beter op de diverse klantenkring van
de multiculturele samenleving van mannen en vrouwen, jong en oud, wordt
ingespeeld, en de verschillende kwaliteiten van het personeel beter worden
benut. Vergelijkbare opmerkingen kunnen worden gemaakt voor diversiteit in
de politiek, het onderwijs, de wetenschap, of de media.

Vanuit dit meer positieve uitgangspunt zijn veranderingsstrategieën
inderdaad effectiever, niet alleen omdat zij positief en niet negatief of
bedreigend worden geformuleerd, maar ook omdat ze een programma
impliceren: Wat kunnen we doen? In bedrijven, de politiek, het onderwijs
en de media kan aldus een begin worden gemaakt met een systematisch beleid
dat etnische en gender diversiteit nastreeft of vergroot omdat kan worden
aangetoond dat het "werkt".

Monoculturele of anderszins eenzijdige vormen van beleid, organisatie,
inhoud en doelstelling raken daarmee --soms ondanks behoorlijk wat
tegenstand-- in een ongunstiger positie, omdat zij leiden tot conflict en
stagnatie binnen een multiculturele contekst. Een bedrijf, een politieke
partij, een school of universiteit, een krant of televisie-zender die
uitgaat van een samenleving van witte mannen uit de middenklasse, heeft
binnenkort steeds minder leden, lezers, kijkers of klanten. Zeker, die
witte mannen van de middenklasse hebben nog steeds de macht, maar die
macht is niet langer onomstreden, en wordt op allerlei manieren aangetast
of in diskrediet gebracht, vooral door vrouwen en mondige minderheden
zelf.

Gelukkig is de macht niet monolitisch. Er zijn elites, leiders,
instellingen onder de dominante groepen die begrijpen dat er geen
alternatief is voor een diverse, multiculturele samenleving. Ondanks soms
flink verzet van een nog machtige conservatieve meerderheid die inmiddels
in een minderheid is veranderd, weten zij strategisch het noodzakelijke
veranderingsproces op gang te brengen en aan de gang de houden. Naast het
alledaagse (maar steeds subtieler wordende) racisme en het sexisme dat nog
steeds veel van het beleid in politiek, bedrijven, onderwijs en media
kenmerkt, is er dan ook sprake van soms aanstekelijke en dus succesvolle
verandering, waarin de diversiteit als waarde wordt vertaald in practisch
beleid waarmee de multiculturele samenleving van nu en de toekomst ook een
leefbare samenleving wordt.

Conclusie

Ook voor de discussie over het Sinterklaasfeest biedt deze analyse een
nieuw perspectief. Natuurlijk heeft het Sinterklaasfeest historisch
gewortelde, racistische veronderstellingen en negatieve consequenties voor
de beeldvorming over mensen van kleur. Maar een dergelijke kritiek kan
samengaan met de stimulering van positieve alternatieven die geen
bedreiging zijn van het fundamentele sociale zelfbeeld dat met zulke
culturele tradities is verbonden.

We zagen al dat in de Bijlmer werd gepoogd Sinterklaas niet af te
schaffen, maar de zwarte pieten letterlijk bont te schilderen, dit wil
zeggen het feest aan te grijpen en om te herdefiniëren van een feest van
witte superioriteit en zwarte ondergeschiktheid, tot een feest van
veelkleurigheid waar iedereen zich bij betrokken kan voelen. Dit is goed
bedoeld, maar tast natuurlijk de verhouding meester-knecht weer niet aan.
Bovendien hebben we gezien dat zulke veranderingen niet zonder verzet
gaan. Tradities zijn hardnekkig, en folklore is per definitie
conservatief.

Maar zodra er voldoende mensen, en met name de elites en de instellingen,
zoals de politiek, de bedrijven en de scholen voet bij stuk houden dat de
Nederlandse samenleving nu eenmaal veelkleurig en multicultureel is, en
dat ook tot uiting dient te komen in symbolen en een vernieuwde folklore,
dan zijn er alternatieven voor het traditionele sinterklaasfeest te
bedenken die niet als bedreigend worden ervaren, die geen ongelijkheid
symboliseren. Zoals het Sinterklaasfeest nu in veel opzichten als metafoor
kan worden geïnterpreteerd van de macht van wit over zwart en de
monoculturele samenleving, kan men het aldus herdefiniëren tot een
kinderfeest van de diversiteit, waarbij alle kinderen in Nederland zich
met plezier zullen herkennen.

===============

Met dank aan Philomena Essed, Scotty Gravenberch en Lulu Helder voor hun
kritische lezing van eerdere versies van dit stuk.


______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld ([email protected]).